Al twee
jaar lang zijn de Amerikanen en hun voornaamste bondgenoten in de regio -Saudi
Arabië, Qatar en Turkije- betrokken bij de vorming van een organisatie die het
Syrisch verzet moet vertegenwoordigen. Deze "Syrian National
Coalition for Revolutionary and Opposition Forces" wordt door het westen
en haar Arabische bondgenoten gefinancierd, bewapend en erkend als "de
vertegenwoordiger van het Syrische volk". Maar deze Coalitie weigert met de regering-Assad
te onderhandelen over beëindiging van de strijd. Bovendien heeft de Coalitie
geen enkele zeggenschap over de rebellen die in Syrië oorlog voeren. Daardoor
zal ze niet kunnen garanderen dat afspraken over een wapenstilstand en over een
vredesregeling ook zullen worden nageleefd
Deze leiders zijn vaak ballingen die al
tientallen jaren niet meer in Syrië woonden. Deze Coalitie wordt gedeeltelijk
geleid door ballingen die in de woorden van Hillary Clinton "vaak al in
geen twintig of dertig jaar in Syrië geweest zijn". Doordat de Coalitie
intern verdeeld is verloopt de besluitvorming uiterst moeizaam. De interne
verdeeldheid is de laatste maanden nog verder toegenomen doordat Saudi Arabië
en Qatar verschillende soennitische stromingen in de Coalitie steunen.
Naast deze door het westen gesteunde buitenlandse Syrische oppositie bestaat er ook een binnenlandse oppositiebeweging die binnen Syrië een moedige strijd tegen de regering-Assad voert maar die door het westen wordt geboycot. Deze beweging stond in maart 2011 aan de wieg van de massale wekelijkse vreedzame demonstraties tegen de regering-Assad waaraan honderdduizenden mensen deelnamen. In alle steden en in veel kleinere plaatsen werden Lokale Coördinatie Comités gevormd.
Maar de
massale vreedzame demonstraties gingen eind 2011 ten onder in geweld. Maar de
twee toen opgerichte landelijke binnenlandse oppositiebewegingen, het
"National Coordination Committee for Democratic Changes in Syria"
(NCC) en het samenwerkingsverband "Local Coordinating Committees of
Syria" (LCC) zetten de strijd tegen de regering-Assad voort. Het gebruik
van geweld wordt door hen op praktische en ethische gronden afgewezen.
Deze organisaties bouwen voort op een lange traditie van geweldloos verzet tegen Assad door mensenrechten activisten, hoogleraren, juristen etc, moedige mensen die vaak werden gestraft met een jarenlang verblijf in Assad's gevangenissen. Toen de huidige president Assad in 2000 na het overlijden van zijn vader aan de macht kwam publiceerden 99 oppositieleiders een verklaring waarin een groot aantal hervormingen werden geëist. Assad reageerde door 600 politieke gevangenen vrij te laten en een gevangenis voor politieke gevangenen te sluiten. Maar in februari 2002 volgden de arrestaties. Zowel in 2005 als in 2007 werden opnieuw soortgelijke oproepen aan de regering gericht en opnieuw verdwenen de belangrijkste ondertekenaars voor jaren in de gevangenis.
Vorig jaar
september organiseerden de beide oppositiebewegingen NCC en LCC in de Syrische
hoofdstad Damascus een congres waar 300 afgevaardigden van vijftien politieke
partijen en acht burgerrechten bewegingen in de slotverklaring opnieuw het
onmiddellijke aftreden van Assad eisten. Door de aanwezigheid van de
ambassadeurs van Rusland. China, Iran en andere Arabische landen werd voorkomen
dat Assad de bijeenkomst zou verstoren.
Ondertussen
zijn de internationale pogingen om Assad met geweld te verdrijven vastgelopen.
Het militaire offensief heeft wel tot grote verwoestingen en een groot aantal
burgerslachtoffers geleid maar niet tot enig uitzicht op de verdrijving van
Assad. Dit zal ongetwijfeld leiden tot
verminderd enthousiasme bij de bevolking voor de door het westen gesteunde
gewelddadige buitenlandse oppositie en tot een toenemende sympathie voor het
binnenlands verzet.
Daarnaast
komen steeds meer berichten naar buiten over ernstige misdragingen door het
Vrije Syrische Leger tegen de burgerbevolking, zoals diefstal, plundering,
afpersing, ontvoeringen, verkrachtingen en moorden. Dit leger bestaat grotendeels uit lokale groepen
die zelfstandig opereren en soms zelfs onderling slaags raken. Vorig jaar
verklaarde Abu Ahmed, de commandant van de grootste militaire eenheid van dit
leger in Aleppo, de al-Tawheed Brigade,
tegenover persbureau Reuters dat door plunderingen en andere
misdragingen niets over is van de aanvankelijke
goodwill voor zijn beweging bij de bevolking . Hij schatte dat daardoor
70 % van de inwoners van Aleppo achter president Assad staat. Maar nu zal voor
veel mensen de visie van het binnenlands verzet aantrekkelijk zijn, terwijl de
streng-islamitische leer van het verzet velen zal afschrikken.
Het is tijd
dat het westen zich niet langer eenzijdig richt op de in Egypte zetelende
buitenlandse oppositie maar ook samenwerking zoekt met het binnenlandse verzet.
Het zou funest zijn als bij de geplande onderhandelingen met de regering-Assad
in Genève het buitenlands verzet de
oppositie zal vertegenwoordigen terwijl het binnenlands verzet bij de
onderhandelingen wordt buitengesloten. In tegenstelling tot de buitenlandse
oppositie beschikken de binnenlandse opposanten over de benodigde ervaring en
kennis van het regeersysteem om verstandige besluiten te nemen en om te
participeren in een overgangsregering. Het zou verstandig zijn als het westen
het gesprek aangaat met het binnenlands verzet.
Daarbij is van belang dat de Amerikaanse regering heeft aangegeven dat na de omwenteling zowel het huidige militaire apparaat en de veiligheidsdiensten van Assad als het landelijke en lokale bestuursapparaat in stand moeten blijven. Washington meent dat alleen het Syrische leger de kracht zal hebben om het land bijeen te houden, kan garanderen dat de chemische en andere gevaarlijke wapens niet in verkeerde handen vallen en dat de Al Qaeda groepen worden uitgeschakeld. De mensen die hieraan leiding kunnen geven zullen voornamelijk uit de binnenlandse oppositie en uit de regering moeten komen.
Ook aan de
zijde van de regering lijkt er enige beweging. Bij de verkiezingen van mei 2012 werden
verschillende opposanten in het Syrische parlement gekozen. En om de steun
onder de bevolking te verbreden werden twee van hen door Assad in zijn regering
opgenomen. Ali Haidar, voorzitter van de
Syrische Sociaal Nationalistisch Partij werd minister voor nationale
verzoening. Qadri Jamil van het Volksfront voor Nationale Bevrijding werd
Plaatsvervangend Minister-President voor Economische Zaken. Beiden reisden in
april 2013 naar Moskou om op het hoogste niveau met de Russische regering over
het vredesproces te overleggen. Opmerkelijk is ook de positie van
Vice-President Farouk al-Sharaa die als gematigd man door de regeringen van
Egypte, Turkije, Saudi-Arabië en Iran
werd aanbevolen als voorzitter van een overgangsregering.
Sietse Bosgra
Geen opmerkingen:
Een reactie posten