donderdag 8 maart 2018

Naar een Atlantische politiestaat? (8) Afluisteren is uiteindelijk bedoeld voor oorlogvoering


Het vermogen van de Verenigde Staten en de ‘Five Eyes’ en hun partners om de eigen bevolking te bespioneren kreeg een forse duw door de revolutie in de informatietechnologie (IT). Deze had haar brandpunt in de VS omdat alleen daar zo’n ontwikkeling gefinancierd kan worden met tekorten en als onderdeel van militaire uitgaven. In de jaren 80 financierde het defensie-onderzoeksbureau DARPA het onderzoek naar kunstmatige intelligentie aan de universiteit van Stanford in Californië, omdat de VS toen al plannen hadden om alle computer databases in het land te controleren. Reagans Nationale Veiligheidsadviseur, Admiraal John Poindexter, die daarbij betrokken was, moest opstappen vanwege het Iran-Contra schandaal, maar hij zou later hoofd worden van het bureau voor ‘Totaal Informatiebewustzijn’ binnen DARPA. 


Net als Orwells ‘teleschermen’ waren de ontwikkelingen in de Amerikaanse IT-industrie bedoeld om naar twee kanten te werken: enerzijds om informatie te vergaren, anderzijds om propaganda te verspreiden. In 1989 werd een strategie voor ‘informatieoorlog’ (Engels, ‘IW’) ontwikkeld om tegenstanders te intimideren en bondgenoten (ook hun burgers) ervan te overtuigen dat de Amerikaanse resp. westerse zaak ‘rechtvaardig’ is. Er werd een uitgebreid netwerk van contacten opgezet tussen de machtigste spionagediensten van het Pentagon zoals de NSA en de DIA (Defense Intelligence Agency) enerzijds, en een reeks privébedrijven, onder andere Booz Allen (werkgever van Edward Snowden) anderzijds, met als doel om Totaal Informatiebewustzijn mogelijk te maken. Alles wat er geweten kan worden moet het eerst bekend zijn bij de VS en de inlichtingendiensten van de 'Five Eyes’.
In 1994 realiseerden twee PhD studenten in Stanford, Sergey Brin en Larry Page (beide inmiddels miljardair als oprichter-eigenaars van Google) een doorbraak met hun geautomatiseerde zoekmachine die ook een mechanisme heeft om de pagina’s in volgorde te plaatsen. Dat was deel van een DARPA-project en er kwam uiteindelijk Google’s zoekmachine uit voort. Gedurende het werk aan deze nu vertrouwde voorziening rapporteerde Brin regelmatig aan de MITRE Corporation, een belangrijk Amerikaans militair bedrijf dat werkt voor de NSA, de CIA en de directeur van de verzamelde inlichtingendiensten (DCI), alsmede aan het bureau voor research en ontwikkeling van de CIA, ORD.

De subsidies van DARPA aan Stanford, waaruit Google voortkwam, gingen altijd over het ontwikkelen van technologieën voor oorlogvoering en inlichtingen die daarvoor nodig zijn. Of we het nu hebben over Google, het internet als werkterrein voor deze en andere ondernemingen, of over het hele scala van belangrijke IT-innovaties, allemaal waren ze producten van research die door DARPA of anderszins met de defensie verbonden instanties was gefinancierd.

Op het eind van de jaren 90 kwam de strateeg John Arquilla met zijn begrippen ‘weboorlog’ en ‘cyber-oorlog’, die hij ontwikkelde voor de RAND Corporation en andere militaire onderzoeksinstellingen. Daaruit werden andere termen afgeleid zoals ‘netwerk-oorlog’, ‘netwerk-afschrikking’, ‘informatie-oorlog’ en ‘zwermen’. Met het geolocatiesysteem GPS werden de mogelijkheden voor het spioneren spectaculair uitgebreid. GPS steunt op een systeem van 24 satellieten en werd ontwikkeld voor het Pentagon om militaire eenheden op de juiste plek te kunnen stationeren. Tegenwoordig zit het op iedere smartphone en levert het een overzicht van waar iemand geweest is, gegevens die vervolgens keurig worden opgeslagen. De eerste keer dat het systeem gebruikt werd was toen Amerikaanse troepen in Saoedi-Arabië belandden aan de vooravond van de Eerste Golfoorlog en ze GPS gebruikten om in de onbekende woestijnomgeving hun weg te vinden.

Een centrale militaire GPS-toepassing is de drone, een uitvinding van de Israëlische luchtvaartingenieur Avraham Karem. Karem emigreerde in 1977 naar de VS en ontwikkelde daar de Predator drone voor General Atomic, een bedrijf dat ooit onderdeel was van General Dynamics. De drone gebruikt GPS en is verbonden met een thuisbasis in de VS, en zou uiteindelijk een spionagemiddel worden dat in staat is om een waargenomen doel direct zelf te bestoken.
Vanaf de jaren 90 werd zo een ‘kill chain’, een dodelijke keten, beschikbaar. Die was gebaseerd op Totaal Informatiebewustzijn en bestaat uit drones die in conflictgebieden patrouilleren en verbonden zijn met commandocentra in de VS. Deze kunnen dan directe aanvallen uitvoeren. We denken daarbij meestal aan Amerikaanse operaties zoals in Afghanistan, of na de regime-wisseling in Libië, in Afrika (de belangrijkste Amerikaanse drone-basis is nu in Niger). Maar met het dichterbij komen van een dreigende Amerikaanse resp. NAVO-oorlog in Europa, kan het ook hier een kwestie van leven en dood worden.

Kees van der Pijl

Voor een complete tekst met verwijzingen, zie Surveillance Capitalism and Crisis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten