De kerntaak van de NAVO was het in toom houden van linkse krachten, in het bijzonder het communisme, binnen het eigen verdragsgebied. In Azië voerden de Amerikanen oorlog na oorlog, in Latijns Amerika waren staatsgrepen aan de orde van de dag, maar in Europa lagen door de akkoorden van Jalta op het eind van de Tweede Wereldoorlog de verhoudingen vast: ieder blok mocht binnen de eigen invloedssfeer de orde handhaven, en de NAVO deed dat bij ons.
We zijn gewend te horen hoe de Sovjet-Unie de orde handhaafde binnen het oostblok (DDR 1953, Hongarije 1956, Tsjechoslowakije 1968). Minder vaak over de militaire staatsgrepen in NAVO-landen Turkije (1960, 1971 en 1980) en Griekenland (1967). Over de rol van de NAVO in Frankrijk en Italië (foto) weten de meeste mensen nog minder.
In Frankrijk had De Gaulle in 1958 de macht gekregen om een coup van het leger in Algerije te voorkomen. In 1961 kwam dat leger alsnog in opstand toen duidelijk werd dat de Franse president de Noordafrikaanse kolonie wilde opgeven. De leider van de nieuwe opstand, Generaal Challe, voormalig NAVO-opperbevelhebber voor Centraal Europa en met nauwe contacten in het Pentagon, wist zich verzekerd van Amerikaanse steun, maar de coup mislukte. Nu begon het ‘geheime leger’, de OAS, een bomcampagne in Frankrijk. De Gaulle ontsnapte ternauwernood aan een aanslag.
De nieuwe Amerikaanse president Kennedy, voorstander van een minder harde Koude Oorlog, wist niets van de plannen van Challe; in Italië wilde hij de communisten de wind uit de zeilen nemen door de socialisten na de verkiezingen van 1963 in de regering te laten opnemen. Daarop begonnen de CIA in Rome en Italiaanse neo-fascisten een terreurcampagne, die werd gecoördineerd met de OAS. Die culmineerde in een couppoging van Italiaanse militairen en geheime diensten in 1964 (Kennedy was inmiddels vermoord in Dallas). De NAVO steunde de coup door een grootscheepse oefening te organiseren om de regering van premier Aldo Moro te intimideren. Moro wijzigde na een gesprek met de coupleider zijn kabinet, nu zonder de socialisten. De coup werd afgeblazen, want het doel was bereikt.
In maart 1966 trok De Gaulle de Franse strijdkrachten uit de NAVO terug uit onvrede over de Amerikaanse inmenging in de Europese politiek en de oorlogvoering in Vietnam. Het NAVO-hoofdkwartier werd naar Brussel verplaatst. Intussen werd onder leiding van William Harvey, CIA-chef in Rome, een netwerk voor moord- en terreuraanslagen opgebouwd dat actief werd in heel West-Europa en in Latijns Amerika.
Voor Italië zelf werd op instigatie van Kissinger en diens tweede man in de Nationale Veiligheidsraad, de katholieke NAVO-opperbevelhebber Alexander Haig, een vrijmetselaarsloge, Propagande Due (P2), onder ‘grootmeester’ Licio Gelli, omgebouwd tot een schaduwstaat. Gelli coördineerde niet alleen de geheime operaties van het ondergrondse NAVO-leger dat later als ‘Gladio’ zou worden aangeduid. Hij had ook nauwe contacten met López Rega, de organisator van de AAA-doodseskaders in Argentinië die onder Peróns weduwe Isabel de fascistische staatsgreep van 1976 voorbereidden.
In Europa was met de Accoorden van Helsinki van 1975 de ontspanning formeel vastgelegd: de grenzen van 1945, economische samenwerking, en mensenrechten. Kortom, een nieuw Jalta, maar met de mensenrechten als breekijzer om in het Sovjet-blok dissidenten te kunnen steunen.
In West-Europa werden door het ondergrondse NAVO-leger, ‘Gladio’, spectaculaire aanslagen georganiseerd, ontvoeringen, en propagandacampagnes—de ‘strategie van de spanning’ die de opmars van links moest tegengaan. Zie het schokkende boek van de Zwitser Daniele Ganser, ‘NATO’s Secret Armies’ van 2005. De ontvoering van premier Aldo Moro in 1978 door de ‘Rode Brigades’ die eindigde met zijn dood, moest het regeerakkoord met de communistische PCI verhinderen (zijn lijk werd in de kofferbak van een auto gedeponeerd, die precies geparkeerd was tussen de hoofkwartieren van de PCI en de DC, de Christen-Democratie).
Het jaar daarop werd de Strategie van de Spanning officiële NAVO-politiek met het besluit om kruisraketten en Pershing-II-raketten in Europa te plaatsen, zogenaamd in antwoord op Russische SS-20-raketten. Maar die reikten niet verder dan IJsland terwijl de Pershings binnen een paar minuten Moskou konden treffen. Het besluit veroorzaakte grote consternatie in het Kremlin en de Sovjet-Unie liet nu haar terughoudendheid in de buitenlandse politiek varen. Eind 1979 kwam Moskou de pro-communistische regering in Afghanistan te hulp. Volgens Zbigniew Brzezinski, Carters Nationale veiligheidsadviseur, was dit een val die hij had opgezet om de Sovjet-Unie haar eigen ‘Vietnam’ te bezorgen. De vraag van een Frans blad of hij niet bezorgd was dat de steun aan Afghaanse jihadisten nieuwe problemen zou veroorzaken, wuifde hij weg; wie kon de instorting van het Sovjetblok nu vergelijken met een paar radicale moslims!
Na de verkiezing van Ronald Reagan tot president wees minister van buitenlandse zaken George Shultz de verdeling van Europa in 1945 van de hand en werd de clandestiene steun aan oppositie in het Sovjetblok opgevoerd, in Polen samen met het Vaticaan. Leden van de Nationale Veiligheidsraad in Washington zoals Richard Pipes verklaarden openlijk dat de Sovjet-Unie haar politieke systeem moest wijzigen wilde het een oorlog met het Westen voorkomen. Met infiltraties in Centraal Azië en marineprovocaties in de Zwarte Zee werd de daad bij het woord gevoegd. Tragisch dieptepunt was het neerschieten van een Koreaans passagiersvliegtuig in 1983, dat honderden kilometers het Siberische luchtruim was binnengevlogen met een Amerikaans spionagevliegtuig er vlak bij om de Sovjetradarinstallaties op Sachalin en Kamsjatka te testen.
Uiteindelijk zou Gorbatsjov als nieuwe Sovjet-leider in 1986 de handdoek in de ring werpen en begon zijn (te late) perestroika-experiment. Gorbatsjovs oproep om de ontspanning in Europa (‘ons gemeenschappelijk huis’) duurzaam te maken werd welwillend begroet, met name in West-Duitsland. Daar verwachtte men er een hereniging met de DDR uit te slepen. Gorbatsjov werd echter ten val gebracht door Boris Jeltsin en werd gedwongen te accepteren dat een herenigd Duitsland toch lid van de NAVO zou blijven. Wel kreeg hij de toezegging dat het daarbij zou blijven en dat het bondgenootschap niet verder zou oprukken naar het oosten (‘not an inch’, aldus de minister van buitenlandse zaken van Bush Sr., James Baker). Het Westen had de Koude Oorlog gewonnen. Wat nu met de NAVO? (wordt vervolgd)
Kees van der Pijl
De nieuwe Amerikaanse president Kennedy, voorstander van een minder harde Koude Oorlog, wist niets van de plannen van Challe; in Italië wilde hij de communisten de wind uit de zeilen nemen door de socialisten na de verkiezingen van 1963 in de regering te laten opnemen. Daarop begonnen de CIA in Rome en Italiaanse neo-fascisten een terreurcampagne, die werd gecoördineerd met de OAS. Die culmineerde in een couppoging van Italiaanse militairen en geheime diensten in 1964 (Kennedy was inmiddels vermoord in Dallas). De NAVO steunde de coup door een grootscheepse oefening te organiseren om de regering van premier Aldo Moro te intimideren. Moro wijzigde na een gesprek met de coupleider zijn kabinet, nu zonder de socialisten. De coup werd afgeblazen, want het doel was bereikt.
In maart 1966 trok De Gaulle de Franse strijdkrachten uit de NAVO terug uit onvrede over de Amerikaanse inmenging in de Europese politiek en de oorlogvoering in Vietnam. Het NAVO-hoofdkwartier werd naar Brussel verplaatst. Intussen werd onder leiding van William Harvey, CIA-chef in Rome, een netwerk voor moord- en terreuraanslagen opgebouwd dat actief werd in heel West-Europa en in Latijns Amerika.
Voor Italië zelf werd op instigatie van Kissinger en diens tweede man in de Nationale Veiligheidsraad, de katholieke NAVO-opperbevelhebber Alexander Haig, een vrijmetselaarsloge, Propagande Due (P2), onder ‘grootmeester’ Licio Gelli, omgebouwd tot een schaduwstaat. Gelli coördineerde niet alleen de geheime operaties van het ondergrondse NAVO-leger dat later als ‘Gladio’ zou worden aangeduid. Hij had ook nauwe contacten met López Rega, de organisator van de AAA-doodseskaders in Argentinië die onder Peróns weduwe Isabel de fascistische staatsgreep van 1976 voorbereidden.
In Europa was met de Accoorden van Helsinki van 1975 de ontspanning formeel vastgelegd: de grenzen van 1945, economische samenwerking, en mensenrechten. Kortom, een nieuw Jalta, maar met de mensenrechten als breekijzer om in het Sovjet-blok dissidenten te kunnen steunen.
In West-Europa werden door het ondergrondse NAVO-leger, ‘Gladio’, spectaculaire aanslagen georganiseerd, ontvoeringen, en propagandacampagnes—de ‘strategie van de spanning’ die de opmars van links moest tegengaan. Zie het schokkende boek van de Zwitser Daniele Ganser, ‘NATO’s Secret Armies’ van 2005. De ontvoering van premier Aldo Moro in 1978 door de ‘Rode Brigades’ die eindigde met zijn dood, moest het regeerakkoord met de communistische PCI verhinderen (zijn lijk werd in de kofferbak van een auto gedeponeerd, die precies geparkeerd was tussen de hoofkwartieren van de PCI en de DC, de Christen-Democratie).
Het jaar daarop werd de Strategie van de Spanning officiële NAVO-politiek met het besluit om kruisraketten en Pershing-II-raketten in Europa te plaatsen, zogenaamd in antwoord op Russische SS-20-raketten. Maar die reikten niet verder dan IJsland terwijl de Pershings binnen een paar minuten Moskou konden treffen. Het besluit veroorzaakte grote consternatie in het Kremlin en de Sovjet-Unie liet nu haar terughoudendheid in de buitenlandse politiek varen. Eind 1979 kwam Moskou de pro-communistische regering in Afghanistan te hulp. Volgens Zbigniew Brzezinski, Carters Nationale veiligheidsadviseur, was dit een val die hij had opgezet om de Sovjet-Unie haar eigen ‘Vietnam’ te bezorgen. De vraag van een Frans blad of hij niet bezorgd was dat de steun aan Afghaanse jihadisten nieuwe problemen zou veroorzaken, wuifde hij weg; wie kon de instorting van het Sovjetblok nu vergelijken met een paar radicale moslims!
Na de verkiezing van Ronald Reagan tot president wees minister van buitenlandse zaken George Shultz de verdeling van Europa in 1945 van de hand en werd de clandestiene steun aan oppositie in het Sovjetblok opgevoerd, in Polen samen met het Vaticaan. Leden van de Nationale Veiligheidsraad in Washington zoals Richard Pipes verklaarden openlijk dat de Sovjet-Unie haar politieke systeem moest wijzigen wilde het een oorlog met het Westen voorkomen. Met infiltraties in Centraal Azië en marineprovocaties in de Zwarte Zee werd de daad bij het woord gevoegd. Tragisch dieptepunt was het neerschieten van een Koreaans passagiersvliegtuig in 1983, dat honderden kilometers het Siberische luchtruim was binnengevlogen met een Amerikaans spionagevliegtuig er vlak bij om de Sovjetradarinstallaties op Sachalin en Kamsjatka te testen.
Uiteindelijk zou Gorbatsjov als nieuwe Sovjet-leider in 1986 de handdoek in de ring werpen en begon zijn (te late) perestroika-experiment. Gorbatsjovs oproep om de ontspanning in Europa (‘ons gemeenschappelijk huis’) duurzaam te maken werd welwillend begroet, met name in West-Duitsland. Daar verwachtte men er een hereniging met de DDR uit te slepen. Gorbatsjov werd echter ten val gebracht door Boris Jeltsin en werd gedwongen te accepteren dat een herenigd Duitsland toch lid van de NAVO zou blijven. Wel kreeg hij de toezegging dat het daarbij zou blijven en dat het bondgenootschap niet verder zou oprukken naar het oosten (‘not an inch’, aldus de minister van buitenlandse zaken van Bush Sr., James Baker). Het Westen had de Koude Oorlog gewonnen. Wat nu met de NAVO? (wordt vervolgd)
Kees van der Pijl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten