Het grootste verschil tussen de situaties in Egypte
en Syrië is op dit moment eigenlijk hoe het Westen en haar Arabische
bondgenoten hierop reageert. Inzake Egypte worden grote zorgen geuit over het
geweld en worden door Europa toegezegde hulpgelden bevroren, waar de Verenigde
Staten hun steun aan het leger gewoon voortzetten en de Golfstaten (met
uitzondering van Qatar) zelfs met extra financiële middelen over de brug komen.
De door het leger gepleegde staatsgreep wordt niet echt veroordeeld en het
lijkt wel alsof er algemene opluchting is dat de Moslimbroederschap in Egypte
het veld heeft moeten ruimen. Verwacht mag worden dat de verhoudingen met het
Egyptisch leger en de Egyptische regering binnenkort genormaliseerd zullen
worden, zoals ze dat inmiddels ook zijn met de regering van Algerije die daar
in feite aan de macht is dankzij het ingrijpen van het Algerijnse leger tegen
de islamitische partijen die daar in 1991 de democratische verkiezingen
dreigden te winnen en dat ontaarde in een tien jaar lange burgeroorlog met
volgens schattingen tenminste 150.000 doden. Juist afgelopen week schreef de
Nederlandse regering aan de Kamer dat ze een exportvergunning af heeft gegeven
voor de levering door het Hengelose defensiebedrijf Thales van radarapparatuur
ter waarde van 21 miljoen euro aan de Algerijnse marine. Dit ondanks het feit
dat de regering toe moet geven dat de Algerijnse regering allerlei repressieve
maatregelen in stand houdt tegen islamitische en terroristische groepen in
eigen land. Misschien is het feit dat de radarapparatuur wordt geplaatst op
marineschepen die door China worden gebouwd wel een voorbeeld van het door
Wiegel genoemde Nederlandse belang om ook inzake Syrië meer samen op te trekken
met Rusland en China.
Waar Nederland inmiddels dus weer zaken kan doen
met Algerije en naar verwachting binnenkort ook met Egypte, zal de Syrische
regering volgens Van de Sande en Bennema een paria blijven. Vreemd genoeg
wijzen ze zelf in hun artikel op de discrepantie die in deze benadering zit,
zij het dan niet in relatie tot Egypte en Algerije maar tot Israël. Ze geven
aan dat Nederland enkele jaren geleden als enige EU-lidstaat dwarslag bij het
sluiten van een associatieverdrag met Syrië hetgeen betekende dat de 20 miljoen
Syriërs verstoken bleven van samenwerking op het gebied van economische
ontwikkeling en democratisering, maar verbazen zich er vervolgens over dat
Israël wel gewoon in het stelsel van associatieverdragen is opgenomen, ondanks
de talrijke mensenschendingen die dat land pleegt. Ook de meeste andere
partnerlanden in het stelsel van associatieverdragen worden, zo erkennen Van de
Sande en Bennema, geregeerd door corrupte regiems die mensenrechten aan hun
laars lappen en de eigen bevolking onderdrukken. De reden om in tegenstelling
tot al die andere regiems de Syrische regering niet te steunen is dan volgens
hen de realiteitszin dat Assad op termijn toch het veld zal ruimen. Misschien
niet binnen nu en een jaar, maar wel over een aantal jaren. Het Nederlandse
beleid zou erop gericht moeten zijn dat in Syrië ruimte komt voor een coalitie
van etnische en religieuze groepen die elkaar in balans houden. En dan
vervolgen ze met een verwijzing naar de mislukte samenwerking van de Syrische
oppositie waaruit zou moeten blijken dat de alleenheerschappij van de alawieten
onmogelijk zal zijn.
Over welke realiteit hebben we het hier nu? Waar de
Syrische regering de laatste tijd weer volop het initiatief aan zich heeft
getrokken en vriend en vijand veel voorzichtiger zijn geworden met het
voorspellen van de uiteindelijke val van het regiem, menen Van de Sande en
Bennema zonder verdere onderbouwing dat dit laatste toch het meest
waarschijnlijke is. Waar de mislukte samenwerking van de Syrische oppositie
eerder laat zien dat juist deze nauwelijks in staat zal zijn om een regering op
basis van een evenwichtige coalitie van etnische en religieuze groepen te
vormen, vestigen Van de Sande en Bennema toch juist hierop hun hoop voor het
nieuwe Syrië. En waar de huidige regering van Syrië wordt gevormd door
alawieten, christenen, seculieren, gematigde
soennitischemoslims en druzen, spreken Van de Sande en Bennema in dit
verband van een alawitische alleenheerschappij die in Syrië nooit bestaan
heeft, nooit zal kunnen bestaan en ook door niemand zal worden nagestreefd.
Volgens ons is de realiteit achter de totaal andere benadering die Syrië ten
deel valt ten opzichte van de andere landen in het Midden-Oosten en
Noord-Afrika dat Syrië als enig overgebleven bondgenoot van Rusland en Iran in
deze regio geldt en dat het Westen deze situatie om geopolitieke redenen en ten
koste van de Syrische burgerbevolking wil beëindigen.
Als samenwerkingsverband “Oorlog is geen Oplossing”
onderschrijven we, al langer, het pleidooi van Van de Sande en Bennema om via
een wapenstilstand en onderhandelingen met alle betrokkenen tot een oplossing
te komen voor de huidige strijd in Syrië waarbij ook de verschillende belangen
van het Westen, Rusland, Iran en de Golfstaten op tafel komen te liggen. Maar
de eis of verwachting dat Assad daarbij sowieso het veld zal moeten ruimen
getuigt zeker in de huidige situatie niet van de door hen geclaimde
realiteitszin en kan hooguit een uitkomst van de onderhandelingen zijn; niet
een voorwaarde vooraf.
Jan Schaake
Geen opmerkingen:
Een reactie posten