Bij veel politieke partijen die de eerste democratische verkiezingen
winnen na een lange periode van autoritair dictatoriaal bestuur, zie je een
houding van “en nu zijn wij aan de beurt”. Met name als juist deze partij en
haar politieke ideologie door het voorafgaande bewind alle politieke invloed
werd ontzegd. Als reactie op de wijze waarop zij jarenlang buiten de macht zijn
gehouden, zijn ze er nu op gebrand alle macht aan zich te trekken waarbij zij
zich niets aantrekken van de veelal substantiële groep kiezers die haar stem
aan een andere politieke partij heeft gegeven of zelfs aan haar eigen kiezers
die met hun stem niet de ene alleenheerschappij door een andere wilden
vervangen. Dit “winner takes all” principe kan vooral werken in presidentiële
republieken naar Amerikaans of Frans voorbeeld waar een zelfs maar met een
miniem verschil verkozen president enorme macht kan laten gelden of bij een
districtenstelsel waarbij in etnisch of religieus verdeelde landen de macht
volgens deze scheidslijnen wordt verdeeld en geen ruimte is voor etnische of
religieuze minderheden; deze zelfs, door een doelbewust trekken van de
districtsgrenzen, van een hen toekomende vertegenwoordiging worden uitgesloten.
Presidentiële democratieën en districtenstelsels zijn kenmerkend voor de
democratie-modellen van de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië; de
landen die in het verleden en ook nu hun idee van democratie aan andere landen hebben willen opleggen en waarin begrippen als “coalitievorming”, “overlegmodellen”,
“rekening houden met minderheden” niet op een vanzelfsprekende wijze aan bod
kwamen.
Na decennialang buiten de macht in Irak te zijn gehouden, kwamen de Koerdische en sji’itische partijen na hun overwinning van de eerste verkiezingen na de Amerikaans-Britse invasie van 2003 een machtsdeling overeen die bovendien tot een feitelijke opdeling van het land leidde en waarbij de Arabisch-soennitische minderheid die tot dan toe in het centrum van de macht zat het nakijken heeft. In Egypte won de Moslimbroederschap de eerste verkiezingen na de val van Moebarak die, net als zijn voorgangers, juist deze Moslimbroederschap decennialang buiten de macht heeft gehouden. De nieuwe president Morsi gebruikte zijn positie om de nieuwe rol van de Moslimbroederschap in de nieuwe grondwet en ook in de feitelijke machtsposities voor de langere duur te bestendigen en feitelijk zijn politieke tegenstanders van de macht uit te sluiten. Dit leidde niet alleen tot kritiek van deze politieke tegenstanders, maar ook van een deel van zijn eigen kiezers en van zijn, nog islamistischer coalitiepartner. Grote volksopstanden tegen dit democratische gelegitimeerde machtsmisbruik waren het gevolg en onder herhaling van de ook in 2011 gebruikte propaganda-slogan “het volk en het leger zijn één” bracht het Egyptische leger president Morsi ten val en presenteerde zichzelf als redder van de democratie. Demonstraties van Morsi-aanhangers werden met geweld en ten koste dodelijke slachtoffers door het leger de kop ingedrukt. Westerse politici uitten hun zorgen, maar willen ons toch laten geloven dat dit militaire ingrijpen een volgende stap op weg naar democratie is en niet een stap terug.
Het Turkse leger had decennialang dezelfde taakopvatting die zelfs was vastgelegd in de Turkse grondwet: het waarborgen van het seculiere karakter van de Turkse staat en het buiten de macht houden van religieuze partijen. Wijs geworden door ervaringen van eerdere islamistische partijen, pakte de in 2002 gekozen president Erdogan het aanvankelijk voorzichtig aan, maar na zijn derde verkiezingsoverwinning op rij raakte ook hij overmoedig en liet hij zich steeds minder gelegen liggen aan andere politiek-maatschappelijke opvattingen. Massale protesten waarvan die op het Taksimplein het meest tot de verbeelding spreken maar die nog steeds in het hele land plaatsvinden zijn het gevolg. Voor zover bekend hebben de opstandelingen de steun van het Turkse leger niet ingeroepen. Met een overkill aan geweld heeft Erdogan herhaaldelijk de opstanden de kop ingedrukt waarbij dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Westerse politici uitten hun zorgen, maar steunden uiteindelijk het optreden van Erdogan. Ondanks aandringen van een groot deel van de Tweede Kamer gaf minister Timmermans, toen hij juist kort na het neerslaan van de protesten op het Taksimplein in Turkije was, de voorkeur aan ondersteunende bezoeken aan de Nederlandse Patrioteenheden bij Adana en aan een kamp voor Syrische vluchtelingen boven een kritisch onderhoud met zijn Turkse collega over de wijze waarop de protesten waren neergeslagen. Na terugkeer in Nederland sprak Timmermans zelfs nogmaals zijn grote waardering uit voor de politiek die de Turkse regering ten aanzien van Syrië voerde.
De Turkse Syrië-politiek bestaat sinds het begin van de Arabische Lente uit het ondersteunen van de Syrische oppositie, waarbij zij zich niet, zoals de meeste Westerse regeringen, tot een ondersteuning in woorden beperkt. Turkije geeft niet alleen ruimte aan de politieke organisatie van de Syrische oppositie maar ook aan de leiding van het Vrije Syrische Leger (dat zijn hoofdkwartier in het vroeger tot Syrië behorende Antakya had), aan trainingskampen en aan de doorvoer van wapens en rekruten aan het Vrije Syrische Leger en andere strijdende partijen terwijl het zich actief teweer stelt tegen de eigenzinnige koers van de Koerden in het noordoosten van Syrië. In de rest van het Midden-Oosten heeft de Turkse regering van Erdogan er geen geheim van gemaakt erg ingenomen te zijn met het aan de macht komen van regeringen die verwant zijn aan zijn AKP, zoals Hamas in Gaza en de Moslimbroederschap in Egypte, en ook in Syrië heeft Turkije er minder moeite mee dan de meeste Westerse regeringen dat de Syrische Oppositie Coalitie door de Moslimbroederschap wordt gedomineerd. Het lijkt er inmiddels zelfs op dat de Westerse regeringen mede door de recente gebeurtenissen in Egypte argwanender tegenover deze Syrische oppositie zijn komen te staan. Na een langdurige en hoogoplopende politieke strijd om wapens aan de Syrische oppositie te mogen leveren, zijn de Amerikaanse, Britse en Franse regeringen daar inmiddels op terug gekomen. Publicist en jarenlang pleitbezorger van de Syrisch oppositie, Maarten Zeegers, gaf vorige maand in Nieuwsuur samen met zijn Syrische vrouw aan dat de Syrische opstand voor vrijheid en democratie inmiddels is gekidnapt door islamisten en onze steun niet langer verdient.
In de NRC van 29 juli jl. verwoordt het voormalige kopstuk van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, Hans Wiegel, de door al deze ontwikkelingen logische gedachte dat het misschien beter is om de regering Assad te steunen tegen een verdeelde Syrische oppositie waarbinnen radicaal-islamitische groeperingen bovendien steeds meer de overhand krijgen. Hij geeft toe: “een ideale optie is dat [= het steunen van Assad] evenmin, maar wel één die een grotere kans biedt op het behartigen van westerse geopolitieke belangen. Het Westen heeft namelijk vooral baat bij stabiliteit in het Midden-Oosten; een uitkomst die een stuk waarschijnlijker is als Assad in het zadel blijft dan wanneer onderling verdeelde extremisten de overhand krijgen. Dat hebben ontwikkelingen in Libië en Egypte inmiddels wel duidelijk gemaakt.” Bovendien, zo schrijven Wiegel en zijn co-auteur Stephan de Vries, medewerker van het Wetenschappelijk Bureau van de VVD, zou een keuze voor Assad ook tot een normalisering van de betrekkingen met Rusland en China kunnen leiden en zelfs tot een opening in het geschil met Iran. Al eerder, aan de vooravond van de Arabische Lente, publiceerde Stephan de Vries een artikel over Iran en de spanning tussen de Westerse steun aan de Iraanse democratiseringsbeweging en het behartigen van haar eigen, geopolitieke belangen. Voor een volkspartij voor vrijheid en democratie moet het streven van anderen voor vrijheid en democratie natuurlijk wel in “ons” eigen belang blijven. Nu de strijd in Syrië evenwel niets meer met vrijheid en democratie te maken heeft, stellen Wiegel en De Vries vanuit deze nuchtere overweging echter wel terecht de vraag aan de orde welk Westers belang eigenlijk gediend is met een voortgaande steun aan de gewapende Syrische oppositie en de daardoor verder oplopende spanningen in en rond het Midden-Oosten.
Jan Schaake
Wiegel opent discussie over steunen van Assad
BeantwoordenVerwijderenIn het NRC Handelsblad van 29 juli heeft Hans Wiegel samen met de directeur van de Teldersstichting, prominente leden van de VVD, de opvallende oproep gedaan dat ‘we misschien Assad maar moeten steunen'. Ze zeggen o.a.: 'Door het ondoorzichtige karakter van het conflict is het onmogelijk om met zekerheid vast te stellen welke doelen en belangen de groeperingen nastreven, en er moet opgepast worden dat die versplinterde rebellen zich later niet tegen ons keren.
Het voordeel van steun aan Assad voor het Westen is stabiliteit in het Midden Oosten, verbeterde relaties met de Russen en de Chinezen en een opening in het geschil met Iran'.
De oproep tot het steunen van Assad, een gekozen staatshoofd, tegen gewapende inmenging en invallen van buitenaf, onderschrijf ik voor 100 procent vanuit het internationale recht zoals vastgelegd tijdens de processen van Neurenberg, vastgelegd in het staatsrecht (de plicht en het recht je land te mogen verdedigen).
De Syriërs hebben, net zoals Nederlanders, het volste recht om oppositie te voeren, in verzet te komen tegen hun regering. Maar dat recht behoort per definitie enkel toe aan hen. Elke inmenging – politiek of militair – door vreemde mogendheden in de interne aangelegenheden van Syrië, is een schending van de Syrische nationale soevereiniteit.
Syrië is het slachtoffer van inmenging door verschillende westerse mogendheden en hun feodale bondgenoten uit de regio. De militaire en politieke druk op Syrië is opgevoerd: NAVO-raketten voor buurland Turkije, diplomatieke erkenning voor een groep opposanten in de plaats van de Syrische regering, wapentuig en steun voor de rebellen en Europese economische sancties die het land al een paar jaar in de tang houden.
Deze gang van zaken staat haaks op het internationale recht en moet zo snel mogelijk gestopt worden. IK hoop dat deze oproep snel steun krijgt, vooral van de politieke partijen die hiervoor verantwoordelijk zijn.
Corry Westgeest, Enschede
Lid Oorlog is geen Oplossing
Hans Wiegel heeft samen met de directeur van de Teldersstichting een opvallende oproep in het NRC/Handelsblad gedaan dat we "misschien Assad maar moeten steunen" [NRC, 29 juni 2013]. De recente moord op de commandant van het vrije Syrische leger door een aan Al-Qada gelieerde groepering deed bij hen "deze gedachte postvatten". Geweldig dat zijn dat publiekelijk in de media zeggen. Verder zeggen ze nog onze ervaringen met de Taliban en Al Qada zijn wat dit betreft twee schoolvoorbeelden van "hoe goede bedoelingen (van het westen) uiteindelijk destabiliserend kunnen werken". En het ondoorzichtige karakter van het conflict "maakt het onmogelijk om met zekerheid vast te stellen welke doelen en belangen de groeperingen nastreven".
BeantwoordenVerwijderenIk juich hun standpunt toe. Jammer dat deze twee VVD-prominenten hier niet 2 jaar eerder mee gekomen zijn. Dan waren er wellicht 100.000 slachtoffers minder gevallen en geen 6 miljoen vluchtelingen geweest.
Nu moet het politiek middenveld in Nederland (CDA, PvdA) nog komen met een goed standpunt over de zinloosheid de rebellen verder te steunen.
Rik Min
We moesten Assad maar steunen
BeantwoordenVerwijderenIk vind het een bijzondere uitspraak van Dhr. Wiegel, heel bijzonder maakt het dat Dhr. Wiegel een oud Premier van de VVD is en deze partij traditioneel de Amerikanen steunt met hun missies en oorlogen die zij over de hele wereld uitvoeren.
Ik denk en met mij hoop ik velen, dat Dhr. Wiegel de aanstoot gegeven heeft aan de Nederlandse politiek om te erkennen dat de oorlog die nu woedt in Syrië, een onrechtvaardige oorlog is, die nooit had mogen gebeuren.
Verder hanteer ik en mijn medestanders nog steeds het uitgangspunt van het Internationale recht, een land heeft het recht zich te verdedigen als het wordt aangevallen en dat werd het, want de revolutie is, zoals velen nu weten, geen revolutie maar een cover-up voor het imperialistische gedachtegoed van Amerika en de aanverwante NATO landen.
Wat mij en mijn medestanders ontzettend kwaad maakt is het feit dat er in de reguliere berichtgeving geen enkel woord gerept wordt over de vele slachtoffers die afgelopen maanden gemaakt zijn door verschillende salafistische groepen, waarvan de ergste zoals bijna iedereen weet Jahbat-al-Nusra is. Zelfs de slachtpartij in het Syrische-Koerdische Khan-al-Assal heeft geen één Nederlandse krant of Televisiezender genoemd, terwijl er harde feiten en bewijzen zijn dat deze verschrikkingen gebeurd zijn. Een cover-up van NATO en de USA, of desinteresse van de kranten?
Conclusie: Dhr.. wiegel heeft een statement gemaakt die de andere dames en heren politici openlijk moeten volgen, dan kan er eindelijk toegegeven worden dat de Oorlog een foute oorlog is op kosten van Nederland, de andere NATO landen en Amerika.
Met vriendelijke groet
Sonja van den Ende